clausule in een testament waarin bepaald wordt dat de erfenis alleen bestemd is voor
de eigen kinderen en niet voor de partners daarvan, zodat in geval van scheiding het
geld binnen de familie blijft en niet (voor een deel) bij een schoondochter of schoonzoon
terechtkomt; antischoondochterclausule
Een antischoonzoonclausule…
is een clausule
[Geheel]
maakt deel uit van een testament
[Functie]
dient om erfenissen binnen de familie te houden en om ervoor te zorgen dat ex-schoondochters
en ex-schoonzoons er in geval van een scheiding geen deel van krijgen
[Eigenschap of hoedanigheid algemeen]
is een clausule in een testament waarin bepaald wordt dat de erfenis alleen bestemd
is voor de eigen kinderen en niet voor de partners daarvan, zodat in geval van scheiding
het geld binnen de familie blijft en niet (voor een deel) bij een schoondochter of
schoonzoon terechtkomt
De eenvoudigste notarisakte is er een waarin staat dat het geschonken bedrag alleen
is bedoeld voor de aankoop of aflossing van een huis, maar daarin kan voorts een aantal
wensen van de gever worden opgenomen. Zoals een anti-schoonzoon- of anti-schoondochterclausule,
hetgeen bij een scheiding zinvol kan zijn.
Hoe goed de band met de aangetrouwde familie ook is, niemand ziet graag de helft van
zijn erfenis 'de deur uitlopen' wanneer de (klein)kinderen scheiden. Daarom kan in
het testament een uitsluitingsclausule, ook wel antischoonzoonclausule of privéclausule
genaamd, worden opgenomen.
Het klinkt als in een slechte film: de anti-schoonzoon clausule, maar hij bestaat
echt. Het is een bepaling die er voor zorgt dat een schoonzoon of schoondochter bij
een scheiding geen recht meer heeft op de helft van de erfenis. Om de koude kant af
te schermen zeg maar.
Er zijn niet veel zaken in het leven waarover vrijwel alle mensen hetzelfde denken.
Maar als de 'antischoonzoon/-dochterclausule' in het testament ter sprake komt, is
de mening in bijna alle gevallen gelijk: 'Ja, in zo'n regeling ben ik geïnteresseerd.'
Heel veel mensen vinden dat hun nalatenschap uitsluitend ten goede moet komen aan
eigen erfgenamen en niet ook aan aangetrouwden. En al helemaal niet als er ook nog
eens sprake is van scheiding.