Videobellen…
is bellen; is een activiteit
Aard herkomst | inheems woord |
---|---|
Vroegste datering | 2001 |
Samenhangende woorden (betekenis) | beeldbellen; beeldborrelen; videovergaderen |
Aantal lettergrepen | 5 |
---|---|
Hoofdklemtoon | 1ste lettergreep |
Fonetische schrijfwijze | [ *v i . d eː . oː . 'b ɛ . l ə n ] |
Type | werkwoord |
---|---|
Functie | zelfstandig werkwoord |
Syntactische subklasse | overgankelijk en onovergankelijk |
Vervoeging | regelmatig/zwak |
Hulpwerkwoord voltooide tijden | hebben |
Type | samenstelling |
---|---|
Linkerlid | video |
Linkerlidtype | zelfstandig naamwoord |
Rechterlid | bellen |
Rechterlidtype | werkwoord (infinitief) |
Tussenklank | geen |
Hyperoniem | bellen |
---|---|
Synoniem | beeldbellen |
Wat doe ik niet en wel, als ik videobel? We videobellen wat af met elkaar. Zeker sinds de coronamaatregelen echt contact beperken. Maar waar let je eigenlijk op tijdens het videobellen?
Mijn moeder is veranderd sinds we haar met haar verjaardag videobelden.
Voorzetsel: met
We videobellen wat af met elkaar.
UPC zit diep in de schulden en moet snel geld gaan verdienen om het hoofd boven water te houden. Het kabelbedrijf heeft zijn hoop gevestigd op digitale diensten, waaraan de klant veel meer moet gaan besteden dan de twee kabeltientjes van nu. Goudmijn of ijdele hoop? Videobellen met je moeder die op vakantie is in Parijs. E-mailen op televisie vanaf de bank. Speelfilms of het nieuws op elk gewenst moment.
Domein | media, communicatie en telecommunicatie |
---|---|
Domein | ICT |
Tijd | neologisme |