ziek


LET OP: Dit woord heeft ook oudere betekenissen. Alleen de nieuwe betekenissen worden getoond. Bekijk dit woord in het Algemeen Nederlands Woordenboek om alle betekenissen te zien: ziek (ANW)

ziek 1.0

Betekenis

heel goed; steengoed; geweldig
In deze betekenis is ziek jongerentaal. Ook gebruikt als bijwoordelijke bepaling bij een bijvoeglijk naamwoord, in de betekenis 'heel erg; enorm'.

Over het woord

Vorm Afbreking
Stellende trap onverbogen ziek ziek
Stellende trap verbogen zieke zie.ke
Vergrotende trap onverbogen zieker zie.ker
Vergrotende trap verbogen ziekere zie.ke.re
Overtreffende trap onverbogen ziekst ziekst
Overtreffende trap verbogen ziekste ziek.ste
Zelfstandig gebruik op s zieks zieks
Zelfstandig gebruik op s ziekers zie.kers
Aantal lettergrepen 1
Fonetische schrijfwijze [ *z i k ]
Type bijvoeglijk naamwoord
Syntactische subklasse attributief, predicatief en bijwoordelijk
Type ongeleed

Het woord in gebruik

Net d'n deze maar weer eens opgezet, was blijkbaar gisteren 20 jaar geleden dat ie uitkwam. Nog steeds een zieke plaat.

Fok!,

Ik ben trouwens ziek goed voorbereid. Morgen op vakantie en heb net al mijn laatste was gedaan. Zo in de droger stoppen. Hoeven we morgen alleen nog maar de tassen in te pakken.

Fok!,

Vanochtend liep ik naar mijn waggie en voelde ik mij bekeken. Kijk ik omhoog zit ze mij uit te checken. Ik had wel een zieke swag. No cap. Van top tot teen elegant maar casual gekleed.

Fok!,

Ik waardeer die Belg overigens wel hoor. Maar ook hij draagt altijd 2 horloges. Hij heeft wel echt een zieke collectie trouwens.

Fok!,

'Na een half uurtje blauwbekken en patriottisch geouwehoer over hoe goed de Amerikanen wel niet bezig waren, zijn we lekker een bakkie wezen doen in de Dutch Corner. Daar draaide net Jackass 2. Wat een zieke film is dat!'

de Volkskrant,

Tijd neologisme