Snotterschaamte…
is schaamte
Aard herkomst | inheems woord |
---|---|
Vroegste datering | 2020 |
Bijzonderheden | Het woord snotterschaamte kwam op tijdens de coronapandemie. |
Samenhangende woorden (betekenis) | hoestschaamte; niesschaamte; snuitschaamte |
Vorm | Afbreking | |
---|---|---|
Enkelvoud | snotterschaamte | snot.ter.schaam.te |
Aantal lettergrepen | 4 |
---|---|
Hoofdklemtoon | 1ste lettergreep |
Type | zelfstandig naamwoord |
---|---|
Naamtype | soortnaam |
Geslacht | vrouwelijk |
Lidwoord | de |
Getal | geen meervoud |
Betekenisklasse | abstractum |
Type | samenstelling |
---|---|
Linkerlid | snotteren |
Linkerlidtype | werkwoord (stam) |
Rechterlid | schaamte |
Rechterlidtype | zelfstandig naamwoord |
Tussenklank | geen |
Hyperoniem | schaamte |
---|
Ruim een derde Nederlanders heeft snotterschaamte. [...] Met name tijdens een winkelbezoek (45%) hadden de respondenten last van snotterschaamte door hun (neus)verkoudheidsklachten. Het werk (36%) en gewoon op straat (24%) werden naast de winkel het meest genoemd als plekken waar de respondenten de snotterschaamte ervaren.
Een kwart van de ondervraagden (26%) twijfelde op dat moment of zij thuis moesten blijven of niet. Opvallend is dat jongeren meer twijfelden over thuisblijven (39%) dan ouderen (11%). Als men wel besloot de deur uit te gaan met neusverkoudheidsklachten, werden de respondenten regelmatig herinnerd aan corona. Ruim 37 procent van alle respondenten gaf aan weleens last te hebben gehad van snotterschaamte. Vaak trad dit op nadat er aan hen werd gevraagd of ze andere klachten hadden in verband met het coronavirus (18%), er zorgelijk naar hen werd gekeken (16%), er werd gevraagd of men zich had laten testen (14%) of er nog meer afstand werd gehouden (12%).
Domein | emoties |
---|---|
Tijd | neologisme |